In 1989 werd EHEDG (European Hygienic Engineering & Design Group) in het leven geroepen, waarin zowel voedselproducenten als machinebouwers en toeleveranciers vertegenwoordigd zijn. Samen bouwen ze aan voedselveiligheid door het opstellen van richtlijnen die hygiënisch ontwerp stimuleren. Dit artikel vat de richtlijn omtrent het hygiënisch ontwerp van procesapparatuur samen.
Machines en andere apparatuur bestemd voor de voedingsindustrie mogen geen micro-biologische problemen veroorzaken. Dat brengt een aantal functionele eisen met zich mee. Reinigbaarheid is een eerste zeer belangrijk punt. Apparatuur die moeilijk schoon te maken is, zal vragen om agressievere chemicaliën en langere reinigings- en desinfectietijden. Dat komt neer op hogere kosten, minder productietijd, kortere levens-duur en meer afvalwater. In sommige gevallen wordt zelfs nog een stapje verder gegaan en moet de machine ook pasteuriseerbaar of steriliseerbaar zijn. Een tweede eis is het voorkomen van het binnendringen van micro-organismen. De aanwezigheid van micro-organismen in levensmiddelen moet zo laag mogelijk gehouden worden. -Apparatuur voor aseptische processen moet zelfs ondoordringbaar zijn voor micro-organismen. Omdat micro-organismen zeer snel groeien moeten machinebouwers dode ruimtes, openingen en spleten, waar micro-organismes kunnen gedijen en zich vermenigvuldigen, te allen tijde vermijden. Ten vierde mogen deze hygiënische eisen niet in de weg staan van de functionaliteit van de machine. Ontwerpers zullen dus op bepaalde vlakken compromissen moeten sluiten. Dan is het zaak deze grondig te documenteren, zodat gebruikers op de hoogte zijn en waar nodig kunnen opteren voor intensievere reinigings- en desinfectieprocedures. Ten slotte moet door middel van inspecties, tests en validaties ook getoetst worden of aan de gestelde hygiëne-eisen is voldaan.
Wie volgens de hygiënische regels van de kunst wil werken, moet zorgen dat de oppervlakken van zijn machines goed reinigbaar zijn en geen toxicologisch gevaar vormen. Bovendien moeten ze bestand zijn tegen de reinigingsproducten en -methodes die de voedingsindustrie hanteert. Onvolkomen-heden zoals spleten zijn uit den boze. Om deze te vermijden kan men een aantal vuistregels hanteren. Directe metaal-op-metaalverbindingen, oneffenheden en het gebruik van O-ringen kan men het beste vermijden. Zorg ook dat het product niet in contact kan komen met schroefdraden. Hoeken dienen bij voorkeur een radius van 6 mm of meer te hebben, waarbij de minimumradius 3 mm is. Vermijd scherpe hoeken (minder dan 90°).
Oppervlakken die in aanraking komen met levensmiddelen moeten een afwerking hebben met een aanvaardbare Ra-waarde en mogen geen onvolkomenheden vertonen (putjes, vouwen, spleten). Voor grote oppervlaktes is de ruwheid vastgelegd op minimaal 0,8 µm Ra. Tenzij men met onderzoeksresultaten kan aantonen dat de vereiste reinigbaarheid toch gehaald is. Bij polymere oppervlakken kunnen de waterafstotendheid, de bevochtigbaarheid en de reactiviteit bijvoorbeeld de reinigbaarheid beïnvloeden. Koud gewalst staal heeft een ruwheid van 0,2 tot 0,5 µm en moet daarom meestal niet gepolijst worden om aan de oppervlakte-ruwheidseisen te voldoen. Oppervlakken die niet in aanraking komen met levensmiddelen moeten wel nog altijd glad genoeg zijn om een makkelijke -reiniging te faciliteren.
De binnen- en buitenkant van apparatuur en al het leidingwerk moet vloeistoffen vrij kunnen laten weglopen. Vermijd waar mogelijk horizontale oppervlakken: alle oppervlakken moeten altijd naar één kant aflopen. Zorg er bij uitwendige oppervlakken altijd voor dat de vloeistoffen niet in de richting van het productgebied vloeien, maar juist er van weg. Vermijd waar mogelijk condensvorming op apparatuur, leidingen en interne gebouwstructuren. Hou er bij de bevestiging, of dat nu aan de vloer, de muur, de pilaar of het plafond is, rekening mee dat er nergens hoeken of spleten mogen ontstaan. De ruimte tussen de apparatuur en het fysieke gebouw moet groot genoeg zijn om goed schoongemaakt en geïnspecteerd te kunnen worden.
De lasnaad van permanente metaal-metaal verbindingen die met het product in aan-raking komen moet ononderbroken zijn en zonder gebreken. Gebruik tijdens het lassen aan beide zijden beschermgas. Bij leidingwerk verdient automatisch orbitaallassen de voorkeur, omdat deze techniek staat voor lassen van een goede, constante kwaliteit. Ook lassen op oppervlakken die niet met het product in aanraking komen moeten ononderbroken zijn; ze moeten glad genoeg zijn om makkelijk schoon te maken.
Steunen voor leidingen of apparatuur moeten zo gebouwd en geïnstalleerd zijn, dat er geen water of vuil op of in kan blijven staan. Hou rekening met mogelijke ongunstige galvanische reacties tussen ongelijksoortige materialen. Isolatiematerialen dienen ontmanteld te worden met een rvs mantel. Deze mantel moet volledig gelast zijn, zodat het binnendringen van lucht of vochtigheid uitgesloten is. Dit kan immers microbiële groei stimuleren en het -risico op besmetting verhogen. Bovendien zal in het geval het isolatiemateriaal chlorides vrijstelt, de kans op corrosievorming van de ommanteling verhoogd worden. Leidingen kunnen geïsoleerd worden door het evacueren van lucht uit de ruimte tussen de wanden van dubbelwandige leidingen. Dit is een -uiterst -effectieve manier om alle voorkomende problemen te vermijden.